Columnist en schrijver Roos Schlikker is erfelijk belast met het fietsgen, maar kan daar heel goed mee leven. Zeker in deze rare tijd. Zolang ze maar niet moet poepen of banden hoeft te verwisselen.
In de genen
“Ik ben nogal erfelijk belast. Mijn vader was ooit een goede amateurwielrenner – hij werd zelfs nog een keer kampioen van Amsterdam op de baan in het Olympisch stadion. Kortom: ik ben opgegroeid met de geur van kettingsmeer. Op mijn achttiende nam mijn vader me mee op een fietsreis. Samen kachelden we van West-Java naar Oost-Bali. In de jaren daarna wonnen studeren, feesten en werken het lange tijd van fietsen, maar zes jaar geleden heb ik mijn oude hobby weer opgepakt. Gek genoeg bleek toen dat ik veel beter kan rijden dan ik altijd heb gedacht. Wie weet zat er al die tijd wel echt talent in, maar goed, inmiddels ben ik stokoud, dus dat zullen we nooit weten.”
Vaste routine
“Ik ben een mooi-weer-fietser: van maart tot en met oktober spring ik, nadat ik de kinderen naar school heb gebracht, direct op de racefiets. Dan rijd ik mijn vaste rondje naar Monnickendam en terug, zo’n 50 km – als ik train voor grotere evenementen rijd ik uiteraard langere afstanden. Daarnaast fiets ik binnen op de Tacx-trainer, in de winter zo’n drie of vier keer per week. Die staat in de slaapkamer van mijn jongste zoon, tussen de Lego-kastelen en Harry Potterparafernalia. Uitstekende omgeving dus.”
Juist nu!
“In deze Corona-tijden van veel binnen zitten, spring ik echt om de dag op de racefiets. Dat helpt enorm. Gewoon even naar buiten, de dijk op, dwars door de prachtige natuur die momenteel explodeert met al dat groen. Echt, daarna kan ik er weer helemaal tegen!”
Ultiem fietsgeluk
“Vorig jaar ben ik in vier dagen van Parijs naar Rotterdam gefietst, vaak zo’n 140 km per dag. Hiervoor moest ik behoorlijk trainen, maar dat was het enorm waard. Samen met Zoetemelk, Rooks en mijn vader de kasseien over, mooier wordt het gewoon niet.”
Foutje…
“Ik ben altijd bang dat ik moet poepen op een heel ongelukkig moment – het is nog nooit gebeurd, maar dat kan nooit lang meer duren. Ook gênant: ik kan geen banden verwisselen. Die tubes, ik vind het een belachelijke heisa.”
Om nooit te vergeten!
“Het moment dat Tom Dumoulin moest poepen. Mijn nachtmerrie dus. Maar hij deed het heel gracieus. En won vervolgens natuurlijk gewoon de ronde van Italië. Want zo doe je dat na nachtmerries.”
Laat een reactie achter